Hoe maak je hoofd- en deelvragen?
Elk onderzoek begint met een vraag. Als je een praktische opdracht of een profielwerkstuk gaat maken, zul je onderzoek moeten doen. Je moet dan dus één of meer onderzoeksvragen formuleren.
Voorlopige hoofdvraag
· Kies het onderwerp waarover je iets wilt gaan onderzoeken en vraag je af wat je daarvan wilt weten. Dit is de hoofdgedachte.
· Formuleer een voorlopige hoofdvraag.
· Kijk alvast of er voldoende informatie over je onderwerp is te vinden, bijvoorbeeld in de bibliotheek, krant of via internet.
· Lees al een beetje over je onderwerp.
· Controleer nu of je voorlopige hoofdvraag bruikbaar is. Is je vraag te beantwoorden? Kijk of je vraag niet veel te groot (de geschiedenis van de Olympische Spelen) of te klein is.
De hoofdvraag
Om een onderwerp te gaan onderzoeken, kun je natuurlijk zo maar ergens beginnen met informatie verzamelen. Het grootste probleem bij het doen van een onderzoek is niet dat je te weinig informatie hebt. Meestal heb je zoveel informatie dat je afdwaalt van wat je eigenlijk had willen onderzoeken. Bij een onderzoek is het daarom verstandig om één centrale vraag te stellen. Je onderzoek moet een antwoord geven op deze vraag.
Probeer bij deze centrale vraag een aantal deelvragen te formuleren. Deelvragen zijn hulpvragen om de belangrijkste vraag, de hoofdvraag, te kunnen beantwoorden.
Er zijn verschillende soorten vragen:
· Beschrijvende vraag: het antwoord op een beschrijvende vraag is een beschrijving van een situatie, gebeurtenis of ontwikkeling. Bijvoorbeeld: op welke wijze beïnvloedt de Nederlandse overheid de inkomensverdeling?
· Verklarende vraag: het antwoord op een verklarende vraag is een verklaring voor een gebeurtenis of ontwikkeling. Bijvoorbeeld: waarom wil Barclays ABN Amro overnemen?
· Analyserende vraag: het antwoord op een analyserende vraag laat zien welke processen aan een gebeurtenis of ontwikkeling ten grondslag liggen en wat de gevolgen van een bepaalde maatregel of gebeurtenis zijn. Bijvoorbeeld: hoe komt het dat de sportrecords steeds scherper worden gesteld?
· Meningsvraag: als je een meningsvraag beantwoordt, geef je jouw mening of de mening van iemand anders over een bepaald onderwerp. Het gaat er dan niet alleen om wat je ergens van vindt, maar ook waarom je dat vindt. Bijvoorbeeld: is het geoorloofd om dierproeven te doen om medicijnen te testen?
De hoofdvraag moet aan de volgende eisen voldoen:
· Niet te globaal: hoe algemener de vraag, des te meer informatie je moet zoeken en hoe meer onderzoekstijd je nodig hebt.
· Duidelijk afgebakend: het onderwerp, de periode of het onderzoeksgebied zijn duidelijk aangegeven (Wat? Wanneer? Waar?).
· Eenduidig: hij is maar op één manier uit te leggen.
· Haalbaar: hij moet te onderzoeken zijn met jouw beschikbare tijd en middelen.
De deelvragen
De hoofdvraag van een onderzoek is niet in enkele woorden te beantwoorden. Daarom is het nodig je onderzoeksvraag op te splitsen in deelvragen. Elk antwoord op een deelvraag draagt zijn steentje bij aan het beantwoorden van de hoofdvraag.
Bedenk wat je allemaal moet weten om de hoofdvraag te beantwoorden. Als je hier moeite mee hebt, maak dan als hulpmiddel een ‘wordweb’: zet je onderwerp in het midden van een lege bladzijde en schrijf daaromheen allemaal woorden die je te binnenschieten als je aan het onderwerp denkt.
De deelvragen helpen je niet alleen structuur aan te brengen in je onderzoek, maar ook in je verslag. Bovendien verkleinen deelvragen de kans dat je iets over het hoofd ziet.
Wat zijn goede deelvragen?
Het formuleren van de hoofdvraag en de deelvragen is een lastig karwei. Maar onthoud dat je gaandeweg altijd je vragen kunt veranderen of bijstellen!
Elk onderzoek begint met een vraag. Als je een praktische opdracht of een profielwerkstuk gaat maken, zul je onderzoek moeten doen. Je moet dan dus één of meer onderzoeksvragen formuleren.
Voorlopige hoofdvraag
· Kies het onderwerp waarover je iets wilt gaan onderzoeken en vraag je af wat je daarvan wilt weten. Dit is de hoofdgedachte.
· Formuleer een voorlopige hoofdvraag.
· Kijk alvast of er voldoende informatie over je onderwerp is te vinden, bijvoorbeeld in de bibliotheek, krant of via internet.
· Lees al een beetje over je onderwerp.
· Controleer nu of je voorlopige hoofdvraag bruikbaar is. Is je vraag te beantwoorden? Kijk of je vraag niet veel te groot (de geschiedenis van de Olympische Spelen) of te klein is.
De hoofdvraag
Om een onderwerp te gaan onderzoeken, kun je natuurlijk zo maar ergens beginnen met informatie verzamelen. Het grootste probleem bij het doen van een onderzoek is niet dat je te weinig informatie hebt. Meestal heb je zoveel informatie dat je afdwaalt van wat je eigenlijk had willen onderzoeken. Bij een onderzoek is het daarom verstandig om één centrale vraag te stellen. Je onderzoek moet een antwoord geven op deze vraag.
Probeer bij deze centrale vraag een aantal deelvragen te formuleren. Deelvragen zijn hulpvragen om de belangrijkste vraag, de hoofdvraag, te kunnen beantwoorden.
Er zijn verschillende soorten vragen:
· Beschrijvende vraag: het antwoord op een beschrijvende vraag is een beschrijving van een situatie, gebeurtenis of ontwikkeling. Bijvoorbeeld: op welke wijze beïnvloedt de Nederlandse overheid de inkomensverdeling?
· Verklarende vraag: het antwoord op een verklarende vraag is een verklaring voor een gebeurtenis of ontwikkeling. Bijvoorbeeld: waarom wil Barclays ABN Amro overnemen?
· Analyserende vraag: het antwoord op een analyserende vraag laat zien welke processen aan een gebeurtenis of ontwikkeling ten grondslag liggen en wat de gevolgen van een bepaalde maatregel of gebeurtenis zijn. Bijvoorbeeld: hoe komt het dat de sportrecords steeds scherper worden gesteld?
· Meningsvraag: als je een meningsvraag beantwoordt, geef je jouw mening of de mening van iemand anders over een bepaald onderwerp. Het gaat er dan niet alleen om wat je ergens van vindt, maar ook waarom je dat vindt. Bijvoorbeeld: is het geoorloofd om dierproeven te doen om medicijnen te testen?
De hoofdvraag moet aan de volgende eisen voldoen:
· Niet te globaal: hoe algemener de vraag, des te meer informatie je moet zoeken en hoe meer onderzoekstijd je nodig hebt.
· Duidelijk afgebakend: het onderwerp, de periode of het onderzoeksgebied zijn duidelijk aangegeven (Wat? Wanneer? Waar?).
· Eenduidig: hij is maar op één manier uit te leggen.
· Haalbaar: hij moet te onderzoeken zijn met jouw beschikbare tijd en middelen.
De deelvragen
De hoofdvraag van een onderzoek is niet in enkele woorden te beantwoorden. Daarom is het nodig je onderzoeksvraag op te splitsen in deelvragen. Elk antwoord op een deelvraag draagt zijn steentje bij aan het beantwoorden van de hoofdvraag.
Bedenk wat je allemaal moet weten om de hoofdvraag te beantwoorden. Als je hier moeite mee hebt, maak dan als hulpmiddel een ‘wordweb’: zet je onderwerp in het midden van een lege bladzijde en schrijf daaromheen allemaal woorden die je te binnenschieten als je aan het onderwerp denkt.
De deelvragen helpen je niet alleen structuur aan te brengen in je onderzoek, maar ook in je verslag. Bovendien verkleinen deelvragen de kans dat je iets over het hoofd ziet.
Wat zijn goede deelvragen?
- Deelvragen moeten aan dezelfde eisen voldoen als de hoofdvraag.
- Ze moeten de hoofdvraag ondersteunen. Je moet geen deelvragen stellen die niet nodig zijn voor het beantwoorden van de hoofdvraag.
- Deelvragen zijn minder complex dan de hoofdvraag.
- Ze moeten in een logische volgorde staan:
- Chronologisch.
- Zodat ze een lopend verhaal opleveren.
- In volgorde van complexiteit: eerst beschrijvende, dan verklarende enz.
- Het aantal deelvragen moet niet te groot zijn. Beperk je tot 3-5 deelvragen.
Het formuleren van de hoofdvraag en de deelvragen is een lastig karwei. Maar onthoud dat je gaandeweg altijd je vragen kunt veranderen of bijstellen!